Het was in het jaar 1688 dat in Frankrijk voor het eerst glas werd vervaardigd volgens het gietproces en wel met de bedoeling om daarvan spiegels te maken. Het kreeg dan ook de naam spiegelglas, waarmee het zich onderscheidde van het reeds bestaande vensterglas. In de loop van de tijd zijn er verschillende systemen ontwikkeld.
Historie
Vanaf het jaar 1688 bestonden er dus twee soorten blank glas: vensterglas en spiegelglas. Deze situatie zou ongeveer 300 jaar duren en er kwam pas een eind door de vervanging van beide soorten door het floatglas (uitgevonden in 1959). De architectuur hier grote invloed op gehad.
De slecht bewoonbare kastelen hadden geleidelijk plaats gemaakt voor paleizen en landhuizen waarvan de vensters waren voorzien van glas, zodat deze gebouwen ook behoorlijk verwarmd konden worden. Het comfort nam toe en er ontstond behoefte aan verfraaiing van het interieur en dus ook aan spiegels. Nu werden er in Venetië al sinds 1317 kleine spiegels, de zogenaamde 'lustri' vervaardigd. In de zestiende eeuw slaagden de Venetiërs erin spiegels te maken van glas, dat geblazen was volgens de cilindermethode. Daardoor konden de afmetingen van de spiegels worden vergroot tot circa 100 x 80 cm. Dank zij hun indrukwekkende handelsvloot werden de Venetiërs de belangrijkste leveranciers van spiegels.
Een doorn in het oog van de zonnekoning
Het was de pronkzieke Franse koning Lodewijk XIV een doorn in het oog, dat hij de vele spiegels, die hij nodig had voor zijn paleizen, tegen zeer hoge prijzen moest kopen in Venetië. Gesteund door zijn minister Jean Baptiste Colbert besloot hij persoonlijk in te grijpen door het stichten van een eigen glasfabriek onder de naam 'La Manufacture Royal des Glaces'. Deze fabriek startte haar activiteiten in 1665 in Tourlaville met twintig Venetiaanse glasblazers.
De spiegels werden in deze fabriek gemaakt van glas dat, net als vensterglas, werd geblazen in cilinders. Daar het glas na het blazen moest worden geslepen en gepolijst, moest het aanzienlijk dikker zijn dan het vensterglas. Hoe de spiegels uit de fabriek van Lodewijk XIV er toen uitzagen, is ook nu nog te nog zien in de bekende Spiegelzaal van het Paleis van Versailles, die in 1682 werd voltooid. De spiegels in deze zaal werden uiteraard vervaardigd in de eigen fabriek van de koning.
Het uitgieten van glas
Behalve de vraag naar spiegels ontstond er ook vraag naar blank glas van een betere kwaliteit voor toepassing in bijvoorbeeld rijtuigen. Bovendien was er behoefte aan spiegels in grotere afmetingen. De bestaande methode om het glas eerst in een cilinder te blazen had grote nadelen, waarvan de beperkte afmetingen de belangrijkste was. Dit nadeel kon worden weggewerkt als het vloeibare glas zou kunnen worden uitgegoten op een vlakke tafel waarna het zou kunnen worden uitgewalst om vervolgens geleidelijk af te koelen.
Het glas dat op deze wijze vervaardigd werd was uiteraard niet transparant, maar met de gangbare hulpmiddelen kon het worden geslepen en gepolijst. Het grootste voordeel was dat de platen nu in een veel grotere afmetingen konden worden vervaardigd. In eerste instantie was die afmeting ongeveer 2 x 1 m, maar al gauw werden de afmetingen aanzienlijk groter. Zo waren de Fransen in 1688 de eersten die op deze manier spiegelglas maakten.
Wie voor deze belangrijke ontwikkeling verantwoordelijk was, is verre van duidelijk. Zeker is dat aan Abraham Thévart, die optrad namens een aantal Fransen 'van aanzien', in december 1688 een patentbrief werd verstrekt, die hem het monopolie gaf om volgens het gietprocédé glas te produceren.
De fabriek begon haar productie in 1688 in Parijs en verhuisde in 1692 naar het dorpje Saint Gobain in Picardië.
Spiegelglas; een kostbaar product
Het op bovengenoemde wijze vervaardigde product werd spiegelglas genoemd. Het was een kostbaar product want het productieproces was zeer arbeidsintensief. Allereerst duurde het tien dagen voordat het gegoten glas voldoende was doorgehard om verder bewerkt te kunnen worden. Vervolgens waren twee glasslijpers een maand lang bezig om een glasplaat van 2 x 1 m aan beide zijden te slijpen en tenslotte kostte het twee polijsters nog twaalf dagen om dezelfde glasplaat te polijsten. Zo was er, naast het vensterglas, een nieuwe, weliswaar kostbare glassoort ontstaan: een glassoort van een aanzienlijk betere kwaliteit en leverbaar in grote afmetingen.
300 jaar spiegelglasfabricage
Spiegelglas dankt zijn naam aan het feit, dat het vroeger hoofdzakelijk voor het vervaardigen van spiegels werd gebruikt, terwijl het goedkopere vensterglas bestemd was voor beglazing. Bij spiegelglas ontbreken de vaak hinderlijke trekstrepen van het vensterglas. De reden daarvan is de fabricagemethode, waarover in het kort het volgende.
De grondstoffen, waaruit spiegelglas wordt vervaardigd, zijn dezelfde als die voor vensterglas, zelfs de samenstelling van het gemeng van beide glassoorten is vrijwel gelijk. Bij de spiegelglasfabricage wordt echter nog extra aandacht besteed aan de zuiverheid van de grondstoffen. Ook de smeltovens voor spiegelglas bevatten een smeltzone, een zuiveringszone en een zone van waaruit het glas wordt verwerkt.
Systeem Nehou
Spiegelglas is een gegoten glassoort. Het idee om glas te gieten is van de Fransman Bernard Pierrot en stamt uit de tweede helft van de zeventiende eeuw. De Fransman Lucas de Nehou (grondlegger van het Franse glasconcern Saint Gobain) werkte dit idee verder uit tot een bruikbaar systeem. Het glas werd gesmolten in grote open potten, van waaruit het vloeibare glas op een stalen tafel werd uitgegoten. Door middel van een grote stalen rol werd het glas dan uitgewalst. Vervolgens werden de glasplaten geleidelijk afgekoeld in een zogenaamde koeloven.
Dit glas had een ruw, ondoorzichtig oppervlak, dat nog geslepen en gepolijst moest worden. Dit gebeurde in die tijd handmatig. Aan deze fabricagemethode is in feite niets veranderd tot de tweede helft van de negentiende eeuw. De uitvinding van de stoommachine werd toen ook in de glasindustrie gebruikt door het glas te slijpen en te polijsten op grote, door stoommachines aangedreven draaibare ronde tafels van circa tien meter diameter. De glasplaten werden met gips op de tafel vastgekit en door middel van gietijzeren slijpschijven en zand met water afgeslepen, waarbij het zand in de loop van het slijpproces in een steeds fijnere korrel werd toegevoegd.
De ruiten waren dan fijn mat geslepen en werden vervolgens met behulp van viltschijven en 'polijstrood' glanzend gepolijst. Daarna werden de glasplaten omgekeerd en op dezelfde manier weer geslepen en gepolijst. Dit 'Nehou-systeem' had als nadeel, dat de giettafels als gevolg van de grote hitte van het gesmolten glas gingen werken, waardoor het glas nogal veel onregelmatigheden vertoonde. Daardoor moest er soms wel 25% van een glasplaat worden weggeslepen, terwijl geen dunner glas dan 10 mm gegoten kon worden. Spiegelglas van bijvoorbeeld 4 mm dikte moest dus uit een glasplaat van 10 mm dik geslepen worden.
Bicherou
De Duitser Bicherou verving omstreeks 1920 het Nehou-systeem door een methode waarbij het in grote potten gesmolten glas direct tussen twee walsen door op beweegbare tafels werd gegoten. De onderste wals en de tafel waren voorzien van loodrecht op elkaar staande ribbels, waardoor het glas maar weinig contact maakte en zodoende ook weinig vervormde.
Het Twin-gepolijste spiegelglas
Rond 1925 slaagde Pilkington erin het slijp- en polijstproces enigszins te automatiseren door het ruwe spiegelglas direct uit de oven door de koeltunnel te voeren, het hierna te snijden en vervolgens op rechthoekige rijdende tafels achter elkaar door de slijp- en polijst-installatie te sturen, zodat het glas aan de lopende band behandeld werd. Die behandeling vond echter slechts plaats aan ‚‚n zijde van het glas, zodat aan het eind van het bewerkingsproces de glasplaten omgedraaid moesten worden voor het slijpen en polijsten van de andere zijde.
De volgende verbetering was het zogenaamde Twin-proc‚d‚, een in 1937 door Pilkington ontwikkeld systeem, waarbij het glas na de koeltunnel niet gesneden werd, maar direct als een lang, ononderbroken lint in een installatie werd gevoerd waarin beide zijden van het glas gelijktijdig geslepen en vervolgens gepolijst werden. Pas na deze bewerkingen, dus als het spiegelglas gereed was, werd het in grote afmetingen gesneden.
Deze uitstekende productiemethode bleef in gebruik totdat ze werd achterhaald door de uitvinding van het floatprocedé. Wanneer we spreken over de moderne productiemethoden van glas, dan dienen we onderscheid te maken tussen primaire en secundaire fabricage.